Op de vroege ochtend van vrijdag 24 augustus 1944 wordt Karel van Berckel, 52 jaar oud en chirurg in het St.-Jozephziekenhuis te Heerlen, door de SIPO-beambte Conrad van de Duitse geheime politie van Heerlen van zijn bed gelicht en overgebracht naar het politiebureau te Heerlen. De reden van zijn arrestatie is zijn deelname aan het landelijk artsenverzet en zijn ondergrondse en ondersteunende activiteiten voor de verzetsgroep Bongaerts als ook vanwege zijn illegale daden voor de Heerlense L.O. en K.P.
Op 23 april 1944 helpt Karel een verzetsman ontsnappen, die in het St.-Jozephziekenhuis is opgenomen met verwondingen en onder bewaking is gesteld van Duitse en Nederlandse politie. Nitsch, de beruchte SIPO-beambte, die tientallen martelingen en moorden op zijn geweten heeft, richt zijn woede over de ontsnapte verzetsman op diens familie en op Karel van Berckel. Die ontsnapte verzetsman heette Theo Crijns.
Karel van Berckel wordt overgebracht naar de beruchte bunker van Kamp Vught, waar hij op 5 september 1944, met Godsvertrouwen voor het vuurpeloton staat en door de kogels gedood wordt. Karel van Berckel was trouw aan zijn levens- en geloofsovertuiging. Een overtuigd katholiek en een gelovig christen, tot in de dood. Zijn gedachtenisprentje vermeldt: “Hij was onkreukbaar, trouw en goed, zijn strenge plichtsbetrachting voerde hem tot in de dood”.