Met scherpe observaties en een vlotte pen legt Jan Steenbeek, een 21-jarige dienstplichtige soldaat en student Nederlands, gedurende zijn zestien maanden op Java de laatste stuiptrekkingen vast van Nederland als koloniale macht. Zijn dagboek en brieven geven een eerlijk beeld van de strijd en van morele dilemma’s: ‘Het is in wezen waanzinnig dat 70 miljoen mensen door een paar duizend blanken worden bedild.’
Als zoon van een predikant en als fervent liefhebber van literatuur, worstelt hij met alles wat de oorlog teweegbrengt. Ernstig en ironisch beschrijft Steenbeek het dagelijks leven, de chaos van de oorlog en de gevolgen voor zijn geestelijke gezondheid. Tussen de spanning van de patrouilles leest hij stapels boeken en dichtbundels. Het plezier in lezen en schrijven geeft hem houvast in een wereld vol onzekerheid en geweld. Dit egodocument biedt een unieke blik op een hoofdstuk van de geschiedenis en confronteert de lezer met universele thema’s als macht, onrecht en verlies.
In een tijd waarin oorlog en oorlogsretoriek dichterbij komen, daagt Steenbeek ons uit tot reflectie: hoe kunnen de lessen van het verleden inspiratie bieden bij de ethische vragen over oorlog en vrede?