Jonkvrouw Maria van Wassenaer, dochter van een van de aanzienlijkste edelen van Holland, probeerde er op een avond in 1639 vandoor te gaan met een jongeman van lagere stand, volgens haar vader niet meer dan een knecht. Zij werd gepakt en door haar vader gevangengezet. Toch wist zij een geheime correspondentie met haar minnaar gaande te houden, deels geschreven met haar eigen bloed. Na zes jaar opsluiting stierf haar vader en verkreeg zij voorwaardelijke vrijheid. Daar maakten haar broers een einde aan nadat een rendez-vous met haar geliefde was ontdekt. Na nieuwe opsluitingen, in Delft en Arnhem, werd Maria door een herbergier op het nippertje gered van verscheping naar ‘Afrika’. Het was inmiddels – de Vrede van Münster en het einde van de Tachtigjarige Oorlog – maar Maria viel juist aan. Zij en haar geliefde eisten voor het gerechtshof van Gelderland dat haar broers hun huwelijk niet meer zouden tegenhouden. Er was haast bij, want zij was hoogzwanger.