Op haar dertigste verjaardag, in 1981, vliegt Maria Karg terug naar Suriname, het land dat zij zo’n tien jaar daarvoor verruilde voor Nederland. Haar vader is ernstig ziek en overlijdt kort daarna. In zijn lege huis vindt Maria een doos vol kaarten, brieven en boeken, maar pas veertig jaar later durft ze echt goed te kijken wat erin zit. In de tussentijd studeerde ze antropologie, werd ze lerares, werkte ze voor het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en
erfenis (NiNsee) en verdiepte zich in het koloniale verleden van Nederland. Stukje bij beetje leert zij wie haar voorouders waren en hoe het slavernijverleden verbonden is met haar eigen familiegeschiedenis.
In dit persoonlijke boek, vol foto’s en herinneringen, neemt Maria Karg de lezer mee op haar ontdekkingsreis.