Cornelis (Kees) Abrahamsz jr. (1802-1879) kwam uit een familie van Amsterdamse kooplieden, scheepsbevrachters en reders. Hij wilde bij de marine, maar het werd de koopvaardij, waar hij ‘het goud in mijn beurs in plaats van op de rok’ kon verdienen. Op zijn zevenentwintigste werd hij kapitein. In totaal maakte Kees vijftig zeereizen. Hij trouwde met Catharina (Kaatje) Douwes Dekker. Zijn Herinneringen, geschreven voor zoon Theodorus, zijn openhartig, humoristisch en soms emotioneel, met name over de invloed van zwager Eduard (Multatuli) op het gezin. Kees verweeft zijn privéleven met een gedetailleerde beschrijving van zijn zeemansbestaan en belevenissen in Suriname en Indië.