De levens van de militaire arts Anton Nieuwenhuis en de Duits-Baltische barones Margarethe von Uesküll Güldenband raakten begin 1900 onlosmakelijk met elkaar verbonden toen zij elkaar ontmoetten in Nederlands-Indië. Hij leidde meerdere grote Borneo-expedities met het doel om kennis op te bouwen over het eiland en de lokale bevolking – als voorbereiding op de vestiging het Nederlandse bestuur- , terwijl zij als gepromoveerd plantkundige onderzoek deed in ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg. Nieuwenhuis werd vlak na zijn huwelijk met Margarethe hoogleraar Volkenkunde in Leiden, met als gevolg dat zij haar avontuurlijke leven moest opgeven en zich stortte op de vrouwenbeweging en vele maatschappelijke activiteiten ontplooide. De Borneoreiziger en de barones verweeft deze bijzondere levens, die naast hoge toppen ook diepe dalen kenden.