Decennialang is in de media, in publicaties en
op websites – zonder enige nuancering –
gesproken over gewelddadige,
ongedisciplineerde, gehersenspoelde en
ongeorganiseerde Indonesische jongeren die na de
Japanse capitulatie – onder de naam pemoeda –
moordend en plunderend door Java trokken. Daarbij
zouden tienduizenden doden zijn gevallen. Uit de
reconstructie van de interneringen in en de evacuaties
uit de zogenoemde republikeinse kampen blijkt dat
lang niet alle pemoeda gewelddadig waren. ‘De andere
kant van de bersiap’ is dat pemoeda in meerderheid
reageerden op de oproep van Soekarno om alle
bedreigde Nederlandse (en Ambonese en Menadonese)
mannen en oudere jongens tussen 11 en 19 oktober
1945 in republikeinse kampen te interneren om
bloedvergieten te voorkomen. Vrouwen en kinderen
volgden vanaf eind oktober tot medio december.
Bij de interneringen, de bewaking van de kampen en
de evacuaties uit die kampen naar Brits/Nederlandse
bruggenhoofden waren behalve lokale pemoeda,
ook pemoeda van nationale organisaties als de
republikeinse politie en het Indonesische leger
betrokken naast lokale besturen en het Indonesische
Rode Kruis.
Het besluit tot interneren was een politiek/
humanitaire beslissing, waardoor ongeveer 56.000
Nederlandse burgers door afzondering in de kampen,
buiten bereik bleven van moordlustige lieden.
Daardoor hield – wat de Nederlanders betreft –
het moorden op.