De kunstwereld heeft van oudsher een hoog nieuwekleren-van-de-keizer-gehalte. De oh’s en ah’s zijn niet van de lucht, terwijl het getoonde daar niet altijd aanleiding toe geeft. Niet de artistieke kwaliteit, maar de naam en reputatie van de maker lijken de doorslag te geven als het gaat om de waardebepaling van kunst.
Hoe dood ze ook mogen zijn, beroemde kunstenaars zijn als rocksterren. Hun werk wordt voor miljoenen verhandeld, voor hun schilderijen staan mensen massaal in de rij en zo ongeveer ieder denkbaar object is wel bedrukt met beelden die ooit in ateliers zijn ontstaan. Topkunst is inmiddels meer dan interessant. ‘Artists are the biggest brands.’ Maar kunstenaarsroem komt niet zomaar tot stand en dat roept vragen op. Heeft bijvoorbeeld het Van Gogh Museum een Vincent-light gecreëerd? Kan het Rijksmuseum ook een kopie van De Vaandeldrager aan de muur hangen? En kunnen commerciële inzichten iets betekenen voor de achtergestelde positie van vrouwelijke kunstenaars?
Ruurd Mulder biedt een onverwachte kijk op kunst, vanuit de gezichtshoek van marketing en positionering van een merk. Zijn boek geeft de naar beeldende kunst nieuwsgierige lezer – veelgebruiker of aarzelend museumbezoeker – waardevolle nieuwe inzichten.