Wat moet hij gedacht hebben op zijn sterfbed, nog geen achtentwintig jaar oud? Hij kon zich met recht de eerste natuuronderzoeker van Suriname noemen. Hij had alle rivieren in het binnenland bevaren, hij had honderden gesteente- en plantmonsters naar Leiden gestuurd, zelfs stiekem een paar indiaanse skeletten opgegraven, alles voor de wetenschap. Hij had zijn waarnemingen neergelegd in tientallen brieven aan zijn correspondenten in Nederland en Duitsland. Hij had als geoloog deelgenomen aan een Duitse commissie die in opdracht van de Nederlandse overheid in de jaren 1853-1855 de mogelijkheden van een Duitse volksplanting in Suriname moest onderzoeken. Maar zijn ambities reikten veel verder. Hij kon net zo beroemd worden als Alexander von Humboldt in Venezuela en de Andes en Robert Schomburgk in Brits-Guiana. Het enige wat nog ontbrak was het schrijven van het boek dat hem die roem zou brengen. Hij stond op het punt naar Europa terug te keren om die taak te volbrengen, toen de gele koorts hem in zijn greep kreeg. Op 6 augustus 1855 overleed hij in Paramaribo.
Nu, bijna 170 jaar later, is het enige waar men in Suriname zijn naam van kent de Voltzberg, een berg die hij als eerste Europeaan had gezien, en die pas veel later, ver na zijn dood, naar hem vernoemd werd. Dit boek is een poging tot eerherstel. Het bevat een groot deel van zijn ongepubliceerde brieven, uit het Duits vertaald en van commentaar voorzien door Salomon Kroonenberg. Het zijn persoonlijke documenten, die zich niet alleen beperken tot natuurwetenschappelijke waarnemingen, maar ook een helder beeld geven van zijn ambities, zijn frustraties, zijn ruzies met koloniale overheden en met zijn reisgenoten, zijn afschuw van de slavernij en de losse zeden in Paramaribo, zijn hoop en zijn triomfen. Hij verdient een prominente plaats in de geschiedenis van het Surinaamse natuuronderzoek.