We mogen in Nederland elkaar in de haren vliegen over de zegeningen of verschrikkingen van een 'multiculturele samenleving', aan de andere kant van de wereld hebben we zo'n samenleving al lang tot stand gebracht. Niet uit bevlogenheid, maar uit winstbejag hebben we in Suriname een unieke mix van bevolkingsgroepen gecreëerd.
Het is niet toevallig dat het beeld van de synagoge en de moskee, broederlijk naast elkaar in Paramaribo, het symbool is geworden van dit vreedzaam samenleven. God is de hoeder daarvan. Het Surinaamse volkslied is doortrokken van deze gedachte: etnische verscheidenheid én religiositeit stutten de Surinaamse natie. Bij de laatste volkstelling noemde 48 procent zich christelijk, 22 procent hindoe en 14 procent islamiet, en daarmee hebben we alleen nog de grootste godsdiensten gehad.
Maar wat is precies de invloed van deze veelkleurige vroomheid? Welke rol speelt zij in de Surinaamse maatschappij? Dat is een vraag die mij al intrigeert sinds 1969, toen ik als sociologiestudent de godsdiensten van het land onderzocht. Het was het begin van een levenslange fascinatie.
Gefascineerd, maar ook verontrust. Ik zag de hartverwarmende gemoedelijkheid, maar ook het wantrouwen dat onder dat vrolijke vernis voor stagnatie en uitzichtloosheid zorgt. En steeds meer raakte ik doordrongen van de alomtegenwoordige rol die religie daarbij speelt. Vandaar dat ik na een halve eeuw terugging voor een hernieuwde ontdekkingsreis door multireligieus Suriname.