Rudi van Dantzig haalt in dit boek zijn herinneringen aan Rudolf Noerejev op. Noerejev - de danser, de kunstenaar - die in zijn werk het uiterste van zichzelf en van anderen vergt. Over de moeizame eerste kennismaking in 1968, het optreden van Noerejev als gastsolist in 'Monument voor een gestorven jongen' en de vier balletten die Van Dantzig uiteindelijk voor hem creëerde. Maar ook over de grillige kanten van hun relatie, het moment waarop Noerejev ongeneeslijk ziek wordt en tenslotte het moment waarop Van Dantzig verneemt dat Noerejev is overleden.