Sir Thomas Beecham merkte eens op: 'De Britse muziek is in een staat van eeuwigdurende belofte. Je zou bijna kunnen zeggen dat om een langdurende promesse gaat.' Aan de hand van een persoonlijk overzicht van bijna duizend jaar muziek op de Britse eilanden, van Sint Godric tot Thomas Adès, geeft Leo Samama een beeld van de Contenance Angloise, het voorkomen van de Engelse muziek. En daarbij staat Engeland voor Groot-Brittannië, voor de eilanden die zich zo graag afgezonderd
lijken te hebben van het Europese continent.
Overigens zal uit het verhaal van Samama blijken dat Engeland bepaald niet van de buitenwereld was afgesloten. Van een artistiek isolement is vrijwel nooit sprake geweest. De befaamde (apocriefe) krantenkop: 'Fog in Channel: the Continent isolated' moet dan ook letterlijk slechts 'bij wijze van spreken' worden opgevat en onderstreept eerder een zeker 'wishful thinking' van Engelsen die genoten van hun bepaald zelfzuchtige 'splendid isolation' dan de realiteit van het Engelse muziekleven. In de negentiende eeuw was weliswaar veel Engelse muziek schatplichtig aan Duitsland, in de achttiende eeuw aan Italië, in de zeventiende aan Frankrijk, in de zestiende aan Italië en Spanje, en in de vijftiende eeuw aan Frankrijk.
Maar omgekeerd speelde ook mee. De Engelsen hadden in de tijd van Dunstable een aanzienlijk invloed op dat deel van het continent dat zij bestuurden, dus een groot deel van het tegenwoordige Frankrijk. In de zeventiende eeuw reisden tal van Engelsen met hun virtuoze virginaal muziek of hun werken voor vedelensembles door Europa, in de late achttiende eeuw dienden de Engelse oratoria van Handel als voorbeelden voor Haydn en Mozart en later ook Beethoven. En verderop in de negentiende eeuw werkten tal van Engelse componisten met veel succes op het continent. Niet minder internationaal zijn de opera's van Britten, Birtwistle en Knussen, de orkestwerken van Benjamin en Adès.